Door Jacco van Nieuwenhuyzen
Met de Dorothea M. Goedkoop een week op stap.
Ik geloof dat het ergens in oktober 1990 was, dat ik door Wijsmuller gebeld werd met de mededeling dat m’n verlof om was. Er was nog geen schip beschikbaar, maar een weekje havendienst in IJmuiden zou uitkomst brengen. Als ik me dan en dan zou willen melden op het kantoor dan zou ik daar wel horen om welk bootje het zou gaan. Voor de rest geen informatie. Op de afgesproken dag werd ik door kantoor naar de Dorothea gestuurd, ook wel de 12 genoemd. Daar zou ik tekst en uitleg krijgen van de vertrekkende machinist. De "puntpijper" Dorothea M. Goedkoop lag op dat moment aan de steiger voor het Wijsmuller kantoor. Daar aangekomen trof ik de schipper en een matroos aan de koffie in een wel heel klein messroompje. Na een bakkie en een zware zou de matroos even wijzen waar ik m’n spullen voor de komende week kon bergen. Op mijn vraag waar m’n collega machinist was, kreeg ik als antwoord: "Op Aruba". Wat bleek, de man was al drie dagen eerder vertrokken, zonder dat kantoor hier van wist. Al die tijd had de Dorothea niet hoeven varen. Één reisje had de machinist van de 23, de Hendrik P. Goedkoop het overgenomen.
Het wonen
Achterop het sleepdek was een roefje (misschien wel een oud trossenruim) waar zich twee kooien bevonden, gescheiden door een kleine ruimte van zo’n 30 cm. Later toen ik de schroefas wou checken, moest ik eerst een stuk van m’n kooi afbreken. Maar het was er heel netjes. Ik had andere, grotere hutten gezien die hier bij vergeleken zwijnenstallen waren.
De machinekamer
Het machinekamertje was al net zo. Ik was redelijk grote machinekamers gewend maar lang niet allemaal zo schoon en zo goed in de verf als hier. Het koper blonk je tegemoet. Wit was echt wit en het gereedschap (was niet buitengewoon veel) hing netjes boven een opgeruimd werkbankie. De hoofdkar was een 900 pk sterke Bolnes. Ook prachtig onderhouden. Gelukkig had ik nog de hele middag om wat dingen uit te zoeken, want we zouden pas ’s avonds een klussie hebben. Dat kwam wel goed uit ook, want algauw had ik alle lucht er door heen gejaagd. Om lucht te pompen moest er een "mini hulpmotortje" gestart worden. Het Listertje moest met de hand aan gezwengeld worden. Na twee dagen haalde ik bij dit starten niet meer mijn handen open. De zwengel raakte net niet één van de spanten, maar je handen net wel. Tijdens het varen, kon je een riemoverbrenging aan de Bolnes in werking stellen om zo lucht te pompen. Het enige wat men op kantoor had weten te melden was dat ik goed de dagtank in de gaten moest houden. Deze moest je met de hand opvullen en als je volle porrie voer duurde het vrij kort voor dat hij leeg was. Het was ooit eens fout gegaan begreep ik en een hoop schade gevaren.
Het varen
Slepen gebeurde op de beting. Samen met de matroos belegde ik de tros als we een assistentie hadden. In een schriftje moest ik bijhouden wanneer de motor gestart en gestopt was, met daarbij de naam van het schip wat we vast hadden. Het was allemaal even relaxed. ’s Nachts werd er niet veel gevaren meen ik me te herinneren. Eten werd gebracht door een catering bedrijf. We warmden dat dan op in een magnetron, die de halve messroom innam. Dit kon trouwens alleen maar als we aan de walspanning lagen.
Tot besluit
s' Avonds keken we tv in de kantine van het Wijsmuller kantoor. De schippers hadden hiervan allemaal een sleutel en als we moesten varen, werden ze opgepiept. Zoals gezegd sliepen we in het trossenruimpje achterop. De schipper had een hut in de opbouw. Ik zorgde na verloop van tijd dat ik zeker een uur eerder ging liggen dan mijn maat. Ik heb nog nooit iemand zo horen snurken!
Al met al heb ik een leuke tijd daar gehad en ik vond het jammer dat er na verloop van tijd weer een schip voor me beschikbaar was.
Al wende dat ook weer snel.
Jacco van Nieuwenhuyzen
|