Verklaring afgelegd door Gerard Wilhelm Bier geboren 29 Juli 1931 te Amsterdam, tegenover de Rijkspolitie op 11 April 1961.
Ik ben kapitein aan boord van het motorschip (motorsleepboot) "Hermina E. Goedkoop".
Dit schip is eigendom van de N.V. Reederij v/h Gebr. Goedkoop te Amsterdam.
Op Dinsdag 11 April 1961 assisteerde ik het binnenkomende Duitse zeeschip "Frigga".
Om 10.20 uur die dag maakte ik in de sluizen te IJmuiden vóór vast.
De reis naar Amsterdam duurde lang de " Frigga" is wat wij noemen een "zwaar sohip", dat wil zeggen dat het moeilijk meekomt.
Op het Binnen IJ te Amsterdam, ter hoogte van het Havengebouw, maakte de stoomsleepboot "Pieter Goedkoop Dzn" aohter vast.
Op het rechte stuk nabij de kompasboei op het Binnen IJ te Amsterdam, was de snelheid ongeveer 4 km/u.
Bij boei "17" moest ik naar stuurboord, kort voor deze boei ging ik stuurboord uittrekken.
Ik deed dit "volle kracht" en ik liet de boot er flink in hangen, omdat zo ik reeds al zei de"Frigga" moeilijk meekwam.
Vanaf dit zeeschip werd toen één korte stoot gegeven, welk sein bedoeld was voor mijn college en mij en dat betekent dat we het zeeschip naar stuurboord moeten trekken.
Toen we ter hoogte van de kompasboei voeren, zag ik uit het Amsterdam-Rijnkanaal een sleep naderen, bestaande uit de motorsleepboot "Onderneming III" en twee aan elkaar gekoppelde zandbakken, waarachter een zogenaamd roerstuk.
Deze sleep welke ik over stuurboord peilde, was toen ongeveer bij boei "26".
Hij voer aan de stuur boordzijde van het grootscheepsvaarwater met matige snelheid.
We kwamen ongeveer gelijktijdig in de bocht aan. Aanvankelijk was er geen enkele reden om aan te nemen, dat een aanvaring dreigende was.
Doch toen ik stuurboord uitging trekken bemerkte ik, dat de "Frigga" rechtdoor voer.
De sleepboot "Onderneming III ", was op dat moment de boei "24" reeds gepasseerd, terwijl
de zandbakken naast deze boei waren.
De machine van de "Frigga" draaide toen reeds achteruit, hetgeen ik bemerkte aan de modder die opgeslagen werd en dat niet veroorzaakt kan zijn door de schroef van mijn schip.
De voorsteven van de "Frigga" welk schip toen practisch stil lag, raakte de tweede gesleepte zandbak aan bakboord bij de kop, deze bak zonk vrijwel direct.
Ik moest de sleper losgooien om niet op de zinkende zandbak te geraken, ik zag dat de schippers van de zandbak tevoren waren overgestapt op het roerstuk dat zij van de bak hadden losgemaakt.
Op het moment waarop bleek dat een aanvaring dreigende was had het voor de schipper van de "Onderneming III " geen enkele zin om naar stuurboord uit te wijken, want dan had hij juist zijn sleep tegen de "Frigga" gedraaid.
Ook als de sleep er niet had gevaren, hadden we deze bocht niet op de normale wijze kunnen ronden.
G.W. Bier
|
|